Het witte dons wat broeden wou zonder ooit een haan te zien. Venijnig breed op twintig eieren. Zoon smeerde haar een boterham met pindakaas, bezorgd dat ze niet eten zou. Plots is alles onbewaakt. Lentegroen. Lucht vol belofte. De roos verheugd beknopt. Daarachter, cyclus der natuur, het einde in twee delen.  

In luxe cadeauverpakking rijden we hem naar het zuiden. Gruizige resten van wat was. Wij dansen bevreesd om de bus. ‘Goh, zwaar,’ zegt neef en legt de link die ik niet denken wil. Zoon ziet begerig hoe de bus verknutseld kan. Het grijze stof staat mijlenver van het leven in mijn hoofd. Het is enkel