In luxe cadeauverpakking rijden we hem naar het zuiden. Gruizige resten van wat was. Wij dansen bevreesd om de bus. ‘Goh, zwaar,’ zegt neef en legt de link die ik niet denken wil. Zoon ziet begerig hoe de bus verknutseld kan. Het grijze stof staat mijlenver van het leven in mijn hoofd. Het is enkel

‘Vogels, toe, kan het wat zachter?’ Haar blote benen moeten bruin. Ik kreeg een verkreukeld ijsje. Binnen schalt het nieuws. Eén uur. Opa is gestopt met spitten, laaft zich aan het wereldleed. Mijn taak is nog de deken in het stopcontact. Zomer zal het wezen, maar haar slaapje moet verwarmd. Kusje in de volle zon.

Een met bloed besmeurde vlag. Weer is besloten dat het niet mag. Het staat zo ongezellig. Een volk geruisloos weggevaagd. Als Indonesië daarom vraagt. Het staat zo ongezellig. De vlag die Nederland zelf gaf. Symbool van hoop en perspectief, van ooit… gerechtigheid. Zodanig verboden in West Papoea, dat marteling en gevangenisstraf volgt op het enkel