De eeuw was bijna volgeleefd, maar zij was afgeleefd, uitgeleefd. Haar zoon beloofde een grote slagroomtaart voor haar 92ste verjaardag. Ze wilde juist een deuntje huilen, maar na twee jaar louter babyhapjes, maakte dat een lachje los.

Zand schuurt Tranen kraken droog In de branding -hoe cliche- Wiegen witte rozen mee Gooit iemand boos Zo’n bos in zee? Het moet Ze horen nu bij jou Rozen in een zee van rouw In knop In bloei Verwelkt Te snel… Einder oneindig Vlagen van wind Jij bent Aanwezig In Afwezigheid

Een was, een plas, een traan, een boer. Een plein vol vrouw, een arm vol kroost. Een hoofd vol waas, een zoon vol traag. Een kind met wil. Een vuur van vraag. Morgen evenals vandaag. Een maal vol strijd. Een woord zo lief, zo lief, zo zacht en toch zo boos naar bed gebracht…

Ik probeer me nog achter het groenteschap te verschuilen, maar er is geen ontkomen aan. ‘Wat heerlijk, je hebt een buikje!’ Met opengesperde armen komt Irma op ons af. Een zachtgeel gewaad fladdert om haar heen en geeft de indruk dat ze door C1000 zweeft. Ze heeft zo’n leuke schuine bob-line.